Bij de rapportering van het gas - en stookolieverbruik wordt rekening gehouden met graaddagen. Deze geven voor elke dag een indicatie van het verschil tussen binnen- en de buitentemperatuur weer.
Eenvoudig gesteld: als het buiten kouder is dan gemiddeld, moet je harder stoken om de binnentemperatuur constant te houden. Het gasverbruik corrigeren met graaddagen zorgt er daarom voor dat je het verbruik van verschillende jaren kan vergelijken zonder dat de wisselende buitentemperatuur daar een invloed op heeft.
De afspraak binnen de Belgische aardgassector is het verschil te nemen tussen 16,5°C en de gemiddelde dagtemperatuur gemeten door het KMI te Ukkel. Bijvoorbeeld: bij een gemiddelde dagtemperatuur van 2°C, is het verschil met 16,5°C gelijk aan 14,5°C. De graaddagcorrectie voor die dag is dus 14,5. Bij een gemiddelde dagtemperatuur groter of gelijk aan 16,5°C wordt niet gecorrigeerd op graaddagen.
Om ook rekening te houden met de thermische inertie van gebouwen (=het vermogen van een materiaal om warmte of koelte op te nemen en daarna weer vrij te geven) en daardoor beter de reële verwarmingsbehoeften weer te geven, berekent men 'equivalente graaddagen'. Deze houden rekening met de graaddagen van de twee voorbije dagen (GDeq = 0,6 x GD van de dag zelf + 0,3 x GD van de vorige dag + 0,1 x GD van de dag daarvoor).
Voor een maand- of jaarrapportering worden alle equivalente graaddagen opgeteld.